Deel dit op je favoriete social:

Voor jonge ouders is het bekend terrein, het consultatiebureau. Al tijdens de kraamtijd komt er een verpleegkundige langs voor een hielprik en met vier weken kun je bij het consultatiebureau terecht voor de eerste controle bij een kinderarts. De adviezen, ondersteuning en het feit dat hier geen kosten aan verbonden zijn, zijn voor ons bijna vanzelfsprekend. Dat was ruim 100 jaar geleden niet het geval.

In 1901 opende het eerste consultatiebureau in Nederland, daarvoor was er al meer aandacht voor zorg specifiek aan kinderen en zuigelingen. Op diverse plekken in Nederland waren kinderziekenhuizen geopend. Het initiatief voor een consultatiebureau, waar jonge moeders vrijblijvend en gratis advies konden krijgen, kwam uit Frankrijk. In Parijs zag gynaecoloog Pierre Budin dat er met name onder zuigelingen een hoge kindersterfte was. Hij maakte zich zorgen en besloot de jonge moeders advies te gaan geven. En dit laatste was toonaangevend. Het was voor artsen niet gebruikelijk om advies te geven, laat staan dat het gratis was. De artsen zagen hun rol vooral in het beter maken van zieken personen, niet in het voorkomen van ziekte. Deze adviezen moesten jonge moeders vooral in hun omgeving zoeken. Voor alle adviezen, van verzorging tot voeding, zijn zij aangewezen op het advies van moeders, tantes, vriendinnen en zussen. Allemaal adviezen die goedbedoeld zijn, maar meestal ondeskundig en van generatie op generatie doorgegeven. Er zitten veel fabels tussen, die zelfs tot erger kunnen leiden. Dokter Plantenga uit Den Haag zag het initiatief in Parijs en besloot om in Den Haag een vergelijkbaar bureau te openen, met succes. In Alkmaar zien ze dit ook en een aantal jaar later opent daarom ook hier een consultatiebureau. 

Het is 1920 en de start in Alkmaar is moeizaam. Moeders zijn bang om bij het consultatiebureau gezien te worden want huisartsen en specialisten roepen hen op om naar hun eigen arts te gaan en geen gebruik te maken van gratis zorg bij een consultatiebureau. De artsen zijn bang dat gratis zorg minder goed is, daarnaast vinden ze het niet prettig dat hun patiënten bij een andere arts naar binnenloopt. Op zaterdag 13 april 1929 staat er een bijna paginagroot artikel in de Alkmaarsche Courant over consultatiebureau’s in Noord-Holland. Hierin staat: 

“Helaas, zegt de heer Ten Bruggencate, wordt van de zijde van huisartsen nog te dikwijls tegenwerking ondervonden. Ook in deze streken is de sympathie der huisartsen niet steeds met ons en wij mogen al blijde zijn als er geen directe tegenactie wordt gevoerd. Menig moeder is bang dat haar huisdokter er achter zal komen dat zij het bureau bezoek en dat zij dientengevolge daar niet meer terug zal mogen komen.”

Mogelijk zagen de artsen het consultatiebureau als oneerlijke concurrentie, maar de omstandigheden in de eerste consultatiebureaus waren ook niet ideaal. Er was niet of nauwelijks geld beschikbaar voor deze proef, daarom was het consultatiebureau afhankelijk van ruimtes die gratis beschikbaar werden gesteld en van giften. Dat betekende dat de meeste consultatiebureaus in zaaltjes ergens achteraf waren ondergebracht en bijna nooit een fatsoenlijke behandelruimtes hadden. Wat de beeldvorming ook niet ten goede kwam, was dat de moeders die binnenstapten bij consultatiebureaus allemaal arbeiders en moeders uit de zogenoemde onderklassen waren. Als je geld had, betaalde je een reguliere arts. Door de locatie, de omstandigheden en de moeders die binnenstapten, kreeg het consultatiebureau al snel een verkeerde reputatie. Daar komt bij dat veel artsen het geven van advies niet als hun taak beschouwden. Daar waren ze tenslotte niet voor opgeleid. Zij waren er voor het behandelen van de zieken. 

Het is dan ook niet verrassend dat de positie voor arts bij het consultatiebureau lang open bleef staan. Veel artsen zagen op tegen het vooruitzicht om alleen maar advies en hulp te moeten verlenen aan minderbedeelden. Totdat Theo van Hilten in 1921 naar Alkmaar verhuisd. Hij neemt de leiding over het eerste consultatiebureau van Alkmaar en daarmee ook het eerste consultatiebureau van heel Noord-Holland. Ze zijn twee middagen per week open en voor het spreekuur mogen ze gebruik maken van een zaal in het Alkmaarse Stadsziekenhuis. Het is enkel een zaal, dus een wachtruimte is er niet. De moeders wachten met hun kroost in de smalle gang. Op drukke dagen laat de verpleegster al zoveel mogelijk moeders doorlopen, met als gevolg dat de wachtenden ook in de behandelruimte staan. Regelmatig levert dit ongemakkelijke situaties op bij onderzoeken en gesprekken tussen de arts en moeders. Omdat de wachtruimte zo krap is, moeten kinderwagens buiten blijven staan. Ook als het regent. Ondanks de weerstand van de Alkmaarse artsen en de angst van jonge moeders om betrapt te worden, komen er in de eerste maanden ongeveer dertig moeders langs op het consultatiebureau. Een magere opkomst, helemaal vergeleken met de consultatiebureaus zoals we ze nu kennen, maar dokter Van Hilten weet de harten van de Noord-Hollandse moeders te veroveren. Hij is geliefd door zijn open houding en vrijblijvende advies. Het aantal consulten groeit hard van vijftig naar tweehonderd per maand. De moeders omschrijven dokter Van Hilten als een kundige en vriendelijke man. In geval van nood mogen ze zelfs bij hem thuis, aan de Oudegracht, aanbellen. 

Het succes van het Alkmaarse consultatiebureau breidt zich langzaam uit over Noord-Holland en andere artsen uit Alkmaar en omstreken gaan de meerwaarde van advies en preventieve behandeling inzien. Daarom wordt Van Hilten gevraagd om plaats te nemen in een adviescommissie van de Provincie. Samen met Van Hilten worden in de jaren die volgen bureaus geopend in Den Helder, Schagen, Medemblik, Enkhuizen, Hoorn en Wervershoof. En omdat het aantal moeders per bureau ook blijft groeien, komt er al snel versterking voor dokter Van Hilten. Er worden een aantal verpleegsters aangenomen. Binnen een paar jaar nemen zij een groot deel van de consulten over, gaan ze op huisbezoek en niet lang daarna organiseren ze moeder- en bakercursussen. In Alkmaar is zuster Drentje de drijvende kracht achter al deze cursussen.

 

Voetnoten: 

  • M.J. van Lieburg, Een eeuw consultatiebureau in Nederland. Facetten van de medisch-preventieve zorg aan zuigelingen en peuters in verleden en heden, 2001 Rotterdam, pagina 19.
  • M.J. van Lieburg, Een eeuw consultatiebureau in Nederland. Facetten van de medisch-preventieve zorg aan zuigelingen en peuters in verleden en heden, 2001 Rotterdam, pagina 21. 
  • Alkmaarse Courant, zaterdag 13 april 1929, voorpagina.
  • Afbeelding: Elsinga, J. / collectie Regionaal Archief Alkmaar / FO1008999.
Deel dit op je favoriete social: