Deel dit op je favoriete social:

Wist je dat er tijdens de eerste dagen van de Tweede Wereldoorlog zo’n 20.000 evacuees in Alkmaar en omstreken waren? Ze kwamen allemaal uit het oosten van het land, vluchtend voor het geweld uit Duitsland, op zoek naar een veilige plek. Het was geen ongecontroleerde actie, maar al maanden voordat de oorlog uitbrak opgezet door de overheid.

Hoe organiseer je zoiets, zonder paniek te veroorzaken? Door in het diepste geheim te werk te gaan. Al kun je je natuurlijk afvragen in hoeverre het geheim was, met zo’n omvang. 

Nederland mobiliseert

Het is november 1939 en de oorlog komt steeds dichterbij. Zo dichtbij dat ook Nederland mobiliseert en nadenkt over de veiligheid van alle inwoners die in het schootsveld van de Duitsers wonen. Ze willen de gemeenten uit de Grebbelinie evacueren, daarom wordt vanuit de overheid een verdeling gemaakt, waarbij gemeenten uit de risicozone, worden gekoppeld aan gemeenten aan de veilige kant van het land. De veilige gemeenten moeten goed te bereiken zijn en het liefst wat groter zijn, zodat hele dorpen er ondergebracht kunnen worden. Op die manier wordt Amesfoort aan Alkmaar gekoppeld. Om dit allemaal in goede banen te leiden, wordt in het grootste geheim een commissie ingesteld.  

De geheime commissie

Op 17 oktober 1939 roept de Burgemeester van Alkmaar een grote groep Alkmaarders bij elkaar. Zij moeten de mogelijke evacuatie in goede banen leiden en zorgen dat Alkmaar er klaar voor is. Deze Alkmaarders komen uit alle hoeken en lagen van de samenleving. Vanuit de gemeente, woning- en bouwtoezicht, de commandant van de burgerwacht is erbij, meerdere dokters, de secretaris van de Kamer van Koophandel, een bestuurder van de sociaal democratische vrouwenclub, een bestuurder van de Christelijke Meisjesvereniging ‘Waakt en Bidt’ en de directeuren van de Handels- en Kweekscholen. In totaal zijn het 65 Alkmaarse vertegenwoordigers. Het is een geheime bijeenkomst, maar met zo’n grote groep is het maar de vraag hoe geheim het bleef. 

Vanuit deze centrale commissie zijn vervolgens weer negen kleinere commissie gevormd. Elke commissie met een eigen taak, er was bijvoorbeeld een huisvestingscommissie, een indelingscommissie, een transportcommissie, een stationscommisie, een geneeskundige commissie, levensmiddelen commissie, kledingcommissie en een registratiecommissie. 

Een van de belangrijkste vragen die de centrale commissie moest beantwoorden was, hoeveel mensen kunnen we onderbrengen? Om dit in beeld te brengen wordt er een oproep in de krant geplaatst. 

De huisvestingscommissie

Ada loopt het tuinpad op, door het raampje van de voordeur kan ze naar binnen kijken.  Ze ziet een smalle gang met aan het einde de keuken. Daar staat een vrouw met een schort. Links ziet ze een tafel, er zit een kindje. Ada klopt op de deur, twee korte maar harde kloppen en dan wacht ze af. Al snel ziet ze de vrouw naar de deur lopen en open doen. 

‘Goedemiddag, ik ben Ada en ik kom namens de huisvestingscommissie, mag ik u een paar vragen stellen?
‘Pardon? De huisvestingscommissie?’
‘Ik kom namens het Ministerie. Alkmaar is aangewezen als vluchtoord voor gemeenten langs de Duitse grens. In geval van nood willen we hier zoveel mogelijk landgenoten opvangen.’
‘En die wilt u bij mij onderbrengen?’
‘We doen een beroep op alle inwoners van Alkmaar.’
‘Ik heb kinderen, een gezin. Dat kan toch niet zomaar? Ik heb trouwens helemaal geen extra bedden.’
‘Dat regelt de huisvestingscommissie voor u, er staat tevens een vergoeding tegenover.’

De vrouw bekijkt Ada nog eens van top tot teen. ‘En hoeveel mensen krijgen we dan?’
‘Dat hangt af van uw woning en gezinssamenstelling.’
‘Vooruit, komt u binnen.’ De mevrouw in de deuropening doet een stap naar achter. Ada loopt naar binnen en maakt ondertussen aantekeningen. ‘Ik zie dat u hier beneden twee aparte vertrekken heeft, mag ik vragen hoeveel slaapkamers er boven zijn?’
‘Drie, en een zolder. Maar die is ongelooflijk koud, daar wil je niemand onderbrengen. Ik heb daarnaast geen beddengoed voor extra logees.’
‘Daar hoeft u zich ook geen zorgen over te maken. Woont u hier met uw man en kinderen?’
‘Ja, en we hebben twee kinderen.’
‘En hoe oud zijn uw kinderen?’
‘Vier en zes’
‘Jongens of meisjes?’ Ada probeert haar vriendelijkste en meest geduldige glimlach op te zetten.
‘Een jongen en een meisje.’
‘Een koningskoppel, wat een rijkdom. We proberen natuurlijk een gezin te vinden met zoveel mogelijk overeenkomst.’

De vrouw glimlacht even, maar lijkt nog niet zeker van de zaak. ‘Hoeveel mensen kunnen we verwachten?’
‘Dat kan ik nu nog niet zeggen.’’
‘En wat voor mensen zijn dat dan?’
‘Mensen zoals u en ik, mevrouw. Mag ik vragen wat uw geloofsovertuiging is?’
‘We gaan naar de Laurentius.’
‘Dan noteer ik dat. En waar werkt uw man?’
‘Hij werkt bij het slachthuis.’

Ada noteert de laatste gegevens en verlaat vervolgens de woning. Ze kijkt de straat in en ziet verderop nog vier dames lopen. Het zijn allemaal vrouwen uit Alkmaar die reageerden op dezelfde oproep. Samen gaan ze langs de deuren in Alkmaar om te inventariseren wie er wonen, hoeveel ruimte er is, wat de geloofsovertuiging is en hoe hoog de inwoners op de maatschappelijke ladder staan. 

Ada loopt een stukje verder de straat in en dan het volgende tuinpad op. Ze belt aan, hoort gestommel, maar moet even wachten voordat de deur opengaat. Het is een oudere man, die haar vragend aankijkt. 

‘Goedemiddag, ik ben Ada en ik kom namens de huisvestingscommissie, mag ik bij u binnenkomen?”
‘Pardon?’ 

Ada begint wat harder te praten. ‘Goedemiddag, ik ben Ada en ik kom namens het Ministerie, mag ik binnenkomen?’
De man kijkt haar nog steeds vragend aan en ziet dan bij de overbuurvrouw ook een dame op het tuinpad lopen. ‘Waar kan ik u mee helpen?’
‘Ik kom namens de overheid. Alkmaar is aangewezen als vluchtoord voor gemeenten langs de Duitse grens. In geval van nood, willen we hier zoveel mogelijk landgenoten opvangen.’
‘Dat kan hier niet, mevrouw.’ En de man wil de deur alweer dicht doen.
Ada duwt met haar hand zachtjes tegen de deur. ‘Meneer, we doen een beroep op alle Alkmaarders. Dit is hét moment om solidair te zijn, en de deur open te zetten voor uw landgenoten.’

‘Dat kan echt niet, we hebben geen ruimte.’ De man doet de deur dicht, en Ada draait zich verbaasd om. Ondanks dat veel mensen schrikken, mag ze altijd binnen komen en haar vragen stellen. Door de komst van Ada en de andere vrouwen, wordt de oorlog ineens realiteit. Nederland wil neutraal blijven, maar door de ontwikkelingen in de rest van Europa lijkt dat steeds ingewikkelder te worden. De Alkmaarders voelen de spanning en nu staan de dames van de huisvestingscommissie ineens voor de deur. 

In totaal reageren 400 vrouwen op de oproep om langs de deuren te gaan. Het is zo’n grote groep, dat ze in een week tijd alle Alkmaarse huishoudens hebben gesproken. Op 13 huishoudens na. Hier worden ze niet binnengelaten. Er is een oude meneer, die het niet goed begrijpt. Een ander deed niet open omdat hij aan het werk was en later aangeeft dat zijn vrouw niet ‘helemaal goed is’, er is een vrouw die op het punt staat om te bevallen en er zijn ondernemers die het te druk hadden met werk. Deze dertien overgebleven huishoudens kregen een brief en ook deze laatste dertien huishoudens hebben daarna positief gereageerd. Uit de volks- en huisvestingstelling blijkt dat er in Alkmaar op dat moment ruimte is voor ruim 8000 vluchtelingen. 

Zeven maanden later breekt de oorlog uit en staan er 20.000 evacuees op het Alkmaarse station. 

11 mei 1940 

Herman trekt zijn das recht en gaat bij de rest van de verkenners staan. Omdat hij lid is van de Alkmaarse padvinderij is hij gevraagd om vandaag te helpen. Vanmorgen vroeg stond zijn vriendje voor de deur: ’De Amersfoorters komen, we moeten helpen.’ Daarna zijn ze samen vanuit het Emmakwartier naar het station gerend. Daar worden ze opgewacht door de Akela. Herman is gespannen. Het is zijn taak vandaag om gevluchte mensen vanaf het station naar het juiste adres te brengen, maar hij heeft geen idee wat hij kan verwachten. Hoe zien gevluchte gezinnen eruit? 

Gisteren heeft Duitsland de oorlog aan Nederland verklaart, er was een bombardement op het vliegveld in Bergen en nu gaat het gerucht dat er Duitse soldaten in Nederlandse uniformen rondlopen. Herman kijkt om zich heen. Rechts staat, een stuk verderop, politieagent Hoogerwerf. Hij woont bij hen in de straat. De afgelopen weken stonden in het teken van de dreiging uit Duitsland en de mobilisatie. Thuis luisterden ze mee op de radio, werd erover gesproken en was soms de spanning ook voelbaar op straat. Daarom gingen burgerwachten samen met politieagenten de straat op om te controleren of iedereen zich wel aan de verplichte verduistering hield. Hermans vader deed dat regelmatig samen met Hoogenwerf. Hij kijkt zijn kant op, Herman zwaait naar hem, hij krijgt een knik terug en er lijkt een glimlach op het gezicht van de agent te verschijnen. Herman kijkt weer voor zich uit, dit is dus oorlog. Hij voelt een lichte tinteling van spanning door zijn lijf gaan. 

Matrassen en kussens maken op het Waagplein

Ondertussen zijn op het Waagplein tientallen mannen stro in grote zakken aan het doen. Het zijn de matrassen en kussens voor de evacuees. In de omgeving, bij meerdere boeren is de afgelopen maanden in het geheim zo’n  75.000 kilo stro opgeslagen. Dit proberen ze nu zo snel mogelijk naar Alkmaar te brengen, maar dat is niet gemakkelijk. Er zijn amper karren, auto’s en wagens beschikbaar omdat alles is ingezet om mensen vanuit Alkmaar te vervoeren naar de dorpen in de omgeving. Uiteindelijk lukt het en wordt er hard gewerkt om voor iedereen een slaapplek te creëren. 

Op de eerste dag zijn er 65 man de hele dag op het Waagplein bezig met het vullen van de matrassen en kussens. Het resultaat is 500 sets, maar dit is nog lang niet genoeg, dus wordt de volgende dag het tempo opgevoerd. Op dag twee staan er 104 mannen te vullen, met als resultaat ruim 1000 sets. En op dag drie, op zondag, staan er 174 mannen. 

Uiteindelijk worden voor de evacuatie alle 33.000 Alkmaarse huishoudens ingezet. Na aankomst op het station in Alkmaar lopen de evacuees via de Paternosterstraat naar het centrum. Ze vormen een lange, trieste stoet van mensen met kinderen, tassen en koffers met spullen. In het centrum krijgen ze te horen bij welk gezin ze zijn geplaatst en worden daarbij geholpen door de padvinders. Voor de dorpen in de omgeving staan karren en auto’s klaar. 

De oorlog is nu echt begonnen maar uiteindelijk blijven de evacuees uit Amersfoort niet lang. Op 14 mei capituleert Nederland en vertrekken ze weer. In de hoop hun eigen huis nog aan te treffen. Vanaf dat moment is Nederland bezet. Twee dagen later komen de eerste Duitsers Alkmaar binnenrijden.

Deel dit op je favoriete social: